In mijn vorige blog ben ik ingegaan op de aansprakelijkheid van de (inmiddels) ex-bestuurder van woningcorporatie Servatius uit Maastricht. Op 26 februari 2014 heeft de Rechtbank Oost-Brabant geoordeeld over aansprakelijkheid van de toezichthouders bij deze stichting. Om een idee te geven hoever de taak van toezichthouders/commissarissen strekt in relatie tot hun aansprakelijkheid, zoom ik in deze blog in op de eisen die rechtbank aan de toezichthouders stelt.
Kort gezegd verwijt Servatius in deze zaak de toezichthouders dat zij de bestuurder niet hebben belet onverantwoord te handelen. Dit ging met name om de omstreden garantstelling: de bestuurder had geen betalingsgaranties mogen afgeven en geen groen licht aan de aannemers mogen geven om de bouw te beginnen.
De maatstaf is volgens de rechtbank (conform de jurisprudentie van de Hoge Raad): Hebben de toezichthouders (1) hun taak onbehoorlijk vervuld en (2) kan hen daarvan een ernstig verwijt worden gemaakt? Daarbij vindt de beoordeling plaats uitgaande van de situatie destijds; niet met wijsheid achteraf.
Om te kunnen beoordelen wat de taak is van de toezichthouders, wordt gekeken naar de statutaire taakomschrijving van de RvT: toezicht houden op het bestuur en de algemene gang van zaken binnen de stichting. Ter invulling van deze algemene norm kijkt de rechtbank naar de statuten en reglementen van de stichting en de voor woningcorporaties geldende ‘Governancecode Woningcorporaties’.
Servatius voert daarnaast aan dat van de toezichthouders extra verscherpt toezicht mocht worden verwacht. De rechtbank gaat daarin mee. De RvT kon naar het oordeel van de rechtbank niet volstaan met het stellen van een algemeen kader aan de bestuurder, maar diende de planvorming van het project voldoende nauwlettend te volgen. Het betrof immers een (voor Servatius) groot project, dat voor een substantieel deel bestond uit commercieel vastgoed wat buiten de kerntaken van Servatius viel. Ook had de stichting minder ervaring met dergelijke projecten. De RvT wist bovendien uit eerdere projecten dat de bestuurder zich niet altijd aan de regels hield en de RvT niet altijd volledig en tijdig informeerde. Gezien deze omstandigheden was intensief toezicht geboden.
Vervolgens is het de vraag of de RvT intensief toezicht heeft gehouden. Naar het oordeel van de rechtbank is dit wel het geval, om diverse redenen. De RvT heeft op een “serieuze” en “zinnige” wijze invulling gegeven aan zijn toezichthoudende taak door:
- De voorbereiding en voortgang van het project nauwlettend te volgen;
- Door kritische vragen te stellen aan het bestuur en zijn zorgen te uiten;
- Door informatie van deskundige derden in te winnen (rapport van IMG over de kwaliteiten van de contracten en rapport van Deloitte over de investeringskosten e.d.);
- Door sturing te geven aan het handelen van de bestuurder middels het formuleren van kaders, concrete opdrachten en het stellen van voorwaarden aan de verdere voortgang van het project.
Vervolgens verwijt Servatius de RvT ook dat ze na het stellen van de voorwaarden de zaak op zijn beloop hebben gelaten en ten onrechte blind hebben vertrouwd op de bestuurder. De rechtbank oordeelt dat de RvT zich actiever had kunnen opstellen door buiten de vergaderingen om de vinger aan de pols te houden over de voortgang van het project. Gezien de eerdere ervaringen van de RvT met de bestuurder was hiervoor ook wel aanleiding. Toch komt de rechtbank niet tot het oordeel dat de toezichthouders ernstig tekort zijn geschoten in het toezicht. De uitvoering van de afspraken was de verantwoordelijkheid van de bestuurder. Dat de RvT erop vertrouwde dat de bestuurder de afspraken zou nakomen en zich weer zou melden als het niet zou lukken, is “onvoorzichtig of naïef maar niet onverantwoord of in strijd met hoe ieder redelijk denkend toezichthouder zou hebben gehandeld”.
Achteraf bezien had strenger toezicht het onbehoorlijk bestuurlijk handelen van de bestuurder wellicht kunnen voorkomen, maar dat betekent nog niet dat de RvT zijn taak onbehoorlijk heeft vervuld en dat de toezichthouders daar een ernstig verwijt van kan worden gemaakt.
Van toezichthouders/commissarissen wordt gezien het hiervoor geschetste veel verwacht. In deze zaak hebben – naar het oordeel van de rechtbank – de toezichthouders onvoorzichtig of naïef gehandeld, maar hebben zij hun taak niet onbehoorlijk vervuld. Uiteraard is het de vraag of het Hof hier in gelijke zin over oordeelt; Servatius beraadt zich op de vraag of zij hoger beroep instelt tegen het vonnis.
Comments are closed.